“Oh my god”, “Wauwieeee!”. Misschien verwacht je dit uit de mond van een meisje van vijf. Nou, tel daar maar bijna twintig bij op. Het zijn woorden die ik zelf regelmatig enthousiast uitroep. Waarbij ik mezelf een klein kind noem. Bijna schaam op het moment van uitspreken. Maar het niet kan stoppen. Het niet wil stoppen.

Ik ben zo iemand die overal iets moois in ziet. In de herfstbladeren van de bomen. In het nep, gouden bestek in roze restaurants. De zon die opkomt. Of ondergaat met een laagje mist aan de grond.

Het water dat schittert wanneer een zonnestraal er op valt. De per ongeluk goed matchende outfit van mijn vader. In de regendruppels die spatten op de ruit van de bus.

Als een klein kind word ik constant verwonderd door alles wat ik zie. Maak ik stomme grapjes. Kan ik niet stoppen met lachen om iets onbenulligs. Ik gedraag me lang niet altijd volwassen. Verbaas mensen met mijn vierentwintig jaar. Dans zogenaamd te gek om te scoren. Maar het ding is, ik wil ook niet scoren. Ik wil het leuk hebben.

Een aantal jaar geleden noemde iemand mij en een vriendin kinderachtig. Ze had gelijk, vond ik. Dus ik probeerde serieuzer te zijn. Met succes; ik werd serieuzer. Maar ook saaier. Was ze zelf nu maar een beetje kinderachtiger. Want wat bleek, ik werd er niet gelukkiger van. Stapte uiteindelijk weer in mijn eigen boot.

Ben heus wel serieus, wanneer het nodig is. Volwassen wanneer het nodig is. Verantwoordelijk wanneer het moet. Maar buiten al die keren om, doe ik af en toe heel even, net zoals een klein kind doet.

Noem mij dan maar kinderachtig. Vind het een mooi compliment. Een talent zelfs, misschien. Want veel mensen zullen al die mooie dingen die ik zie, allang niet meer zien.

 

Dit vind je misschien ook leuk om te lezen