Confession of a twenty something: ik denk dat ik een kattenvrouwtje ga worden. Hoewel ik nog láng niet het niveau bereik van het stereotype ‘crazy cat lady’-beeld (minimaal 8 katten, al 300 jaar vrijgezel en niet bepaald een goede selfcare eraan overgehouden), krijg ik toch wel eens die naam naar m’n hoofd geslingerd.

Rammelende eierstokken? Ik hoor alleen maar kattenbelletjes

Nooit geweten dat ik zoveel van katten zou houden, maar sinds ik zelf katten nam, ben ik er gek op. Ik kan gerust een uur (of langer) op de grond naast katten zitten en weet er ondertussen erg goed mee om te gaan, in tegenstelling tot met kinderen. Dat zijn gewoon rare wezens. Kinderen? Mij niet bellen. Ik bereik inmiddels aardig die leeftijd dat mijn eierstokken toch een keer al zachtjes zouden moeten gaan rammelen, maar nee, ik hoor alleen maar kattenbelletjes.

En de kleinkinderen dan? Nou, voor mij als jongste uit het gezin zit er geen druk meer op. Mijn beide ouders zijn immers al opa en oma geworden. Dus die extra kleinkinderen die ze voorlopig via mij kunnen verwachten, zijn toch echt hooguit katten.

Katten zijn stiekem ook blij met jou

Iedereen die zegt dat katten geen gevoel hebben en alleen maar eten van je willen, die hebben zelf nooit katten gehad. Of ‘pech’ gehad met een kat die gewoon niet zo aanhankelijk is. Mijn ervaring is dat katten écht blij met je zijn. Met het eten, vooral ja. Maar ook zeker met jou.

Ze zitten je voor de deur op te wachten. Ze volgen enthousiast je hele ochtendroutine. ’s Avonds komen ze erbij zitten op de bank en slaan ze met een beetje geluk een pootje om je heen. Hallo, smelt!

Onvoorwaardelijke liefde; (ondanks mijn kattengejank)

Ze worden je nooit zat, (oké ze kijken me wel raar aan als ik voor ze zing; dat is niet helemaal het kattengejank dat ze gewend zijn). En ze willen altijd zijn waar jij bent. Als dat geen onvoorwaardelijke liefde is, dan weet ik het ook niet meer. Ik begrijp die kattenvrouwtjes wel.; )

Meer lezen?