Toen ik negentien was en mijn eerste stage liep, werd me gevraagd of ik teamfoto’s wilde maken van een voetbalteam op hoger niveau. Niks geen amateurclub met vriendelijke boeren jongens. Nee, een elftal vol met geselecteerde arrogante, puberende jongens die ík in positie moest zetten voor de foto. Of ze even naar mij wilden luisteren. Ik aarzelde en deed het liever niet. Het was nota bene niet eens onderdeel van mijn takenpakket. “Je bent toch negentien, nu ben je toch niet meer verlegen zeker?”, kreeg ik te horen. Oh jawel. Een gevoel van schaamte bekroop me en mijn wangen gloeiden.

Verlegenheid is iets dat nog steeds niet geaccepteerd wordt. En dat is misschien maar beter ook. Want de meeste mensen willen er maar al te graag vanaf. En dat gebeurt niet zolang het geaccepteerd wordt. Maar dat betekent niet dat zo’n opmerking ervoor zorgt dat je ineens niet meer verlegen bent. Of dat het op een bepaalde leeftijd ineens zomaar verdwijnt.

Gelukkig stond iemand anders te springen om het te doen en zo kwam ik er makkelijk onderuit. Maar die opmerking van die vrouw zat me nog steeds niet helemaal lekker.

Laatst maakte ik dezelfde fout als deze mevrouw. Maar dan in een andere situatie. Ietwat geërgerd hoorde ik mezelf zeggen: “Je bent 25, dan kan je dat toch onderhand wel zeker? En anders leer je het maar”. Ik vond dat ik niets verkeerd zei en gelijk had. Tot ik een paar seconden later met spijt in twee waterige ogen keek.

Eigenlijk slaat het nergens op dat we leeftijden koppelen aan sommige vaardigheden. Iedereen heeft andere kwaliteiten. En de één leert iets op latere leeftijd dan de ander. Maar daarover oordelen doet vaak meer kwaad dan goed. Je kwetst iemand. Alsof ie niet goed genoeg is en nog veel te leren heeft. Maar dat hebben we allemaal. We moeten allemaal nog veel leren. En de persoon die ‘maar dat kan je nu toch wel?’ zegt, misschien nog wel het meest.

Dit vind je misschien ook interessant: