Wanneer ik mensen vraag om mij te beschrijven, krijg ik verschillende antwoorden. Het eerste wat altijd genoemd wordt is: ‘ginger’ of ‘sproetjes’. Uiterlijke kenmerken waar je niet omheen kunt. Daarna wordt het pas echt interessant: dan komen de woorden die mijn persoonlijkheid zouden omschrijven. Meestal hoor ik het volgende: grappig, gek, vrolijk, nuchter, een lachebek, kletskous, stil, serieus, awkward.

De één vindt dat ik mijn mond wat vaker open mag trekken, de ander vindt dat ik eens moet stoppen met onzin lullen. De één denkt dat ik altijd alleen maar serieus ben, de ander pleit ervoor dat ik een succesvol stand-up comedian wordt. De één kan lekker met me praten, de ander vraagt aan me of ik mijn proefperiode bij een random bijbaantje niet uithield, omdat ik zo socially awkward ben. De één noemt me zweverig, de ander zegt het fijn te vinden dat ik altijd zo nuchter ben. De één vindt me beleefd, de ander geeft me een duw in de supermarkt, omdat ik blijkbaar asociaal gedrag naar haar vertoonde.

Volgens de meeste onderzoekers is authenticiteit je gedragen in overeenstemming met je ware zelf. Maar als iedereen mij anders beschrijft, wat is dan mijn ‘ware zelf’? Wat betekent ‘je ware ik zijn’ überhaupt? Want, wanneer ben je nu écht jezelf? We hebben allemaal verschillende facetten van onszelf. En lang niet iedereen krijgt al deze facetten van ons te zien.

We gedragen ons anders op het werk dan hoe we bij onze vrienden doen. Bij familie op de bank zijn we anders dan elders. We dansen thuis voor de spiegel op een andere manier dan in een drukbezochte kroeg. En online? Daar hebben we sowieso een geheel nieuwe identiteit ontwikkeld.

Misschien is dit alles maar goed ook. Want als we onszelf overal hetzelfde zouden gedragen, is dat lang niet altijd even gepast. Flexibiliteit ontbreekt dan, terwijl dat juist nodig is in verschillende situaties. Je kunt niet de lolbroek uithangen in een situatie waar professionaliteit van je wordt verwacht. Het is niet zo zwart wit. Er is geen echt of nep. En heel misschien, misschien bestaat die ‘ware zelf’ dus wel helemaal niet.

Misschien praten we de ene dag gewoon meer dan de andere dag, omdat het zo is. Misschien zijn we soms gewoon vrolijker, omdat we beter geslapen hebben dan de dag ervoor. Zijn we gewoon hoe we ons voelen. Hoe we willen of denken te zijn. Hoe we gezien worden.

Het schijnt dat we onszelf gemiddeld minstens één keer per week echt onszelf voelen, schrijft NRC. En een keer in de twee maanden voelen we ons eventjes totaal niet als onszelf. Wanneer je je helemaal jezelf voelt, gaat dat vaak gepaard met alleen maar positieve gevoelens. Je voelt je niet jezelf als je verdrietig of gestrest bent, want dat is niet hoe je vindt dat je bent. Het is niet hoe je zou moeten zijn. En het is al helemaal niet hoe je zou willen zijn. En wanneer we ons voelen als hoe we zouden willen zijn, voelen we ons het meest onszelf.

Als ik mijn ‘ware ik’ beschrijf, neig ik ook alleen naar die positieve gevoelens: ik vind mezelf vrolijk, gek, nuchter, grappig en een kletskous. Maar dat is allemaal hoe ik altijd zou willen zijn. Ik weet ook dat ik soms heel stil ben, ontzettend gestrest of serieus kan zijn en dat ‘awkward’ nu en dan op mijn voorhoofd geschreven staat. Ik voel me dan niet als mezelf. Maar als ik eerlijk ben, dan hoort dat ook bij ‘mijn ware ik’. Als die al bestaat. En weet je wat? Daar kan ik eigenlijk best wel mee leven.